‘Baksteen, gemaakt voor mensen’. Terwijl we de driehonderdste frisse voorjaarsbui over ons heen kregen, leuk, zo’n fietsvakantie in eigen land, reden we langs een enorm reclamebord voor een steenfabriek. Ik ben vast niet de enige die zich dan de vergaderzaal voorstelt waarin deze slogan bedacht werd. Vrijdagmiddag, half vijf, kom op jongens, we willen naar huis, prima, goede slogan, bestel maar.
Bij het lezen van de onderwijsstandpunten in het VVD-verkiezingsprogramma stel ik dit mij ook voor, hoe werd dit bedacht?
In de ideale wereld is er een stapel recente literatuur geraadpleegd, werd er met mensen uit het onderwijsveld gesproken en hebben de knapste liberale koppen in goed overleg vastgesteld dat deze maatregelen het onderwijs de komende vier jaar het meest vooruit gaan helpen.
Het is echter wel moeilijk om de voorstellen in het verkiezingsprogramma met deze hoopvolle blik te bekijken, zeker zonder onderbouwing van de geopperde ideeën. De lucht van proefballonnetjes en populistische oneliners sijpelt tussen de regels door.
Zo wil de VVD de leerplicht verlagen naar vier jaar, omdat kinderen die nu nog niet op hun vierde naar school gaan mogelijk achterstanden oplopen. Klinkt wellicht plausibel, en dat klonk het in 2002 kennelijk ook. De eerste en tweede kamer hebben hier destijds al hun licht over laten schijnen. Indertijd werd het wetsvoorstel dat de leerplichtige leeftijd verlaagde naar vier jaar door de tweede kamer aangenomen, maar voordat het door de eerste kamer ging ingetrokken door de minister van OC&W. De argumenten zijn in de negentien jaar die inmiddels verstreken niet echt veranderd. Nog steeds gaan verreweg de meeste vierjarigen al naar school, en hebben sommige ouders heel goede redenen om hun kind nog even thuis te houden.
Verder wil de VVD dat kinderen ‘eerder naar school gaan, vaker de opvang bezoeken en eerder beginnen met leren’. Of met eerder naar school gaan de verlaging van de leerplichtige leeftijd bedoeld wordt is niet duidelijk, en wat ‘eerder beginnen met leren’ inhoudt is helemaal een mysterie. Alsof leren begint door op een grote rode startknop te drukken, en je dat ook een jaartje eerder zou kunnen doen. Alsof je niet al vanaf je eerste ademteug begint met leren. Lubach maakte een paar jaar geleden een soortgelijke zin belachelijk, uit het geflopte rapport over onderwijs2032, ‘wanneer kinderen voor het eerst naar school gaan hebben ze het eerste deel van hun ontwikkeling al doorgemaakt’. Juist, holle frasen.
Blijft het plan over om de kinderopvang vanaf het tweede jaar een meer educatief karakter te geven. Als het zo de wereld in geslingerd wordt lijkt het een voorzetje om ook peuters vast te gaan toetsen. Kennen ze alle kleuren al, zijn ze al zindelijk, springen ze wel door het juiste hoepeltje? Mits goed uitgedacht kan dit echter best een zinvol plan zijn.
Het zou fijn zijn als je ergens kan vinden waar dit voorstel op gebaseerd is. Het lijkt een leeg proefballonnetje, maar wellicht hebben de schrijvers van het VVD-verkiezingsprogramma zich verdiept in het Franse basisonderwijs en willen ze daarvan leren?
In Frankrijk gaan kinderen vanaf hun derde 24 uur per week naar ‘école maternelle’, op de website van de Franse overheid beschreven als ‘une école de l’épanouissement et langage’. Épanouissement kent verschillende vertalingen: bloei, ontplooiing, volle ontwikkeling, (het) stralen, vrolijkheid. Dat klinkt als een school waar je je driejarige met vertrouwen achterlaat!
De Amerikaanse onderwijskundige E.D. Hirsch beschrijft in zijn boek ‘Why Knowledge Matters’ hoe de Franse ‘maternelle’ erin slaagt de prestatiekloof tussen kinderen van hoog- en laagopgeleide ouders te verminderen door te werken met een herhalende, zorgvuldig geplande reeks activiteiten. Gedurende meerdere weken wordt er gewerkt binnen een thema. Bij de start weten kinderen van hoogopgeleide ouders wellicht meer over bijvoorbeeld kleine beestjes of voertuigen. Een aantal goed geplande lessen trekt de kennis van kinderen gelijk, waarna je alle kinderen mee kan nemen in verdere kennisopbouw. Een naturalistische peuterspeelzaal of kleuterschool, waar kinderen met name vrij spelen, zonder al te veel input van volwassenen, werkt volgens Hirsch vooral bij kinderen van hoogopgeleide ouders omdat zij al veel kennis van huis uit meekrijgen.
Een goede voorschool, of een kleuterschool die wat eerder begint, het is maar net hoe je het noemt, dicht dus de prestatiekloof tussen kinderen van laag- en hoogopgeleide ouders. Zo bezien is het niet zo’n gek idee om ook in Nederland de basisschool op driejarige leeftijd te laten beginnen.
Hirsch beschrijft echter ook hoe het effect van de voorschool na een paar jaar uitdooft als deze kinderen naar een basisschool gaan waar de focus niet ligt op het aanleren van kennis, maar op het aanleren van algemene vaardigheden.
Om het vergaande belang hiervan te begrijpen is een korte uitleg vereist. Hirsch onderscheidt grofweg twee soorten onderwijs. Op een naturalistische basisschool zijn de interesses van kinderen de leidraad, het onderwijs wordt vormgegeven aan de hand van de wensen van alle individuen in een klas. Omdat ieder kind met iets anders bezig wordt de samenhang in het onderwijsprogramma niet gezocht in kennis maar in algemene vaardigheden. Analyseren, leren leren, kritisch denken, 21e-eeuwse vaardigheden, dat soort zaken. Hirsch haalt een scheepslading onderzoek aan waaruit blijkt dat deze algemene denkvaardigheden niet bestaan, vaardigheden zijn altijd gekoppeld aan kennis. Hij houdt dan ook een vurig en goed onderbouwd pleidooi voor een kennisintensief curriculum, waarin aan de hand van goed geplande, terugkerende thema’s kennis opgebouwd wordt.
Het is dus zaak niet alleen te kijken naar het onderwijs aan de allerjongsten, omdat het effect van een goede voorschool al na een paar jaar naturalistisch basisonderwijs verdwijnt. De VVD lijkt de prestatiekloof tussen kinderen van laag- en hoogopgeleide ouders te willen verminderen. In zichzelf natuurlijk een nobel doel, maar enkel te bereiken door ook heel goed te kijken naar kennisopbouw in het curriculum voor het basisonderwijs. De VVD schrijft in haar verkiezingsprogramma dat het onderwijsprogramma gemoderniseerd moet worden, er moeten hogere eisen worden gesteld aan de basisvaardigheden lezen, schrijven, taal en rekenen. Ook moet ‘de eindscore’ van kinderen meespelen in de beoordeling van scholen. De eindscore op een eindtoets die de ongelijkheid in het onderwijs niet verkleint maar juist vergroot, zo legde Karen Heij, toetsexpert en recent gepromoveerd op de eindtoets in het basisonderwijs, onlangs nog uit in de NRC.
De conclusie? Er lijkt voor de VVD nog wel wat huiswerk te doen. Misschien eens wat tijd nemen om het proefschrift van Karen Heij of ‘Why Knowledge Matters’ van E.D. Hirsch door te nemen.