Over bramen snoeien, ugali en de kracht van fictie bij het uitbreiden van je woordenschat

‘Juf, ik heb geen idee waar u over praat.’

Het meisje informeerde bezorgd naar mijn bekraste armen, of ik soms een jonge kat had? Vrolijk vertelde ik over mijn geleerde les; trek een shirt met lange mouwen aan als je bramen gaat snoeien. Ik had ook iets totaal willekeurigs in het Frans kunnen zeggen, zo keek ze me aan. Dit zegt je dus helemaal niks als je leeft in de vier versteende stadse straten rondom huis en school en in je achtjarig bestaan enkel bramen hebt gezien in de supermarkt, netjes in het gelid op een stukje bubbeltjesplastic.

Een uur later. Ik las met twee achtjarigen over heksje Lilly, die na een toverspreuk gevangen zit in het ruim van een piratenschip. De kapiteinszoon heeft haar net verteld dat verstekelingen zonder pardon van de loopplank gaan en om te eindigen als haaienvoer. Ze lazen alles keurig en snel, maar zonder enige intonatie. De spanning leek volledig langs ze heen te gaan. Bij de scène waarin Lilly het speelgoedschip uit haar broertjes kamer steelt zaten ze wel op het puntje van hun stoel, dus aan het boek op zich leek het niet te liggen. Er blijft echter weinig van het verhaal over als je niet weet wat een ruim, dek en loopplank zijn.

Plaatje opgezocht van een ouderwets zeilschip, kort filmpje gekeken en gesprekje gevoerd over hoe het zou zijn, opgesloten zitten in het donker terwijl er boven je hoofd woeste piraten rondstampen. Spannend natuurlijk, gelukkig. Een week later haalden we de nieuwe woorden even op, en beide kinderen bleken alles nog te weten. Ruim, dek, roer, loopplank, mast en kraaiennest, klaar voor een piratencarrière. Geleerde woorden zakken natuurlijk weg, maar het grote voordeel van een boek is dat ze niet in een los lesje worden aangeleerd, maar in een interessante context, en een aantal weken achter elkaar.

Moeten kinderen per se weten wat een kraaiennest is? Op zich natuurlijk niet, maar kennis werkt als mentaal klittenband. Hoe meer haakjes je hebt waar iets aan kan blijven hangen, hoe groter de kans dat je iets nieuws leert. Een grotere woordenschat verhoogt de kans dat deze kinderen genieten van een volgend boek dat zich afspeelt op het water, en zo hun vocabulaire verder uitbreiden. Nu kunnen ze zich bijvoorbeeld inleven in bange Toontje die doorlopend het ruim van de nooitlek induikt, en samen met de kleine kapitein navigeren over de wereldzeeën, ogen op de kim, om je voltallige bemanning veilig naar de volgende haven te loodsen. Daar kan een les uit een werkboekje nooit tegenop.

Volgende leerling. Een zesjarig meisje dat enthousiast vertelt hoe ze die ochtend met haar moeder ugali maakte. Nu was ik de onwetende, nog nooit gehoord van ugali, en ik kon me dus ook weinig voorstellen bij het maken of eten ervan. Haar uitleg verhelderde slechts ten dele, het is erg lekker, dat werd heel duidelijk, en ze kon het al bijna zelf maken. Lees een mooi boek waarin een meisje met haar moeder ugali bereidt en je kan het gerecht als het goed is bijna ruiken en proeven.

Dat is wat goede literatuur doet, je meenemen naar onbekende plaatsen, je laten proeven aan onbekende ervaringen. Ik hoop nooit te worden opgesloten in een ondergrondse mijn, maar kan mij door de ervaringen van Remi voorstellen hoe het is. Mijn kinderen hebben de liefste juffen van de wereld, maar kunnen meeleven met kinderen die het minder getroffen hebben, met dank aan Mathilda en juf Braaksel. Ik kan, naast de krassen op mijn arm, wel een plaatje laten zien van een braam, maar lezen over een spannende achtervolging door een bos vol wilde bramenstruiken maakt waarschijnlijk meer indruk.

Wie leest, leeft duizend levens. Duizend levens waarin kinderen hun woordenschat en kennis over de wereld kunnen uitbreiden. Er wordt soms gesteld dat kinderen alleen via non-fictie leren over de echte wereld. Daarom zouden ze minstens 50% van de tijd non-fictie moeten lezen, liever nog meer, tot 70% van de tijd op het middelbaar. Dit advies slaat in de wind dat menselijke hersens aanslaan bij verhalen. Verhalen geven de haakjes om wat je leert over de wereld ook te onthouden. Vooral veelvuldig combineren dus, fictie en non-fictie. Mijn zevenjarige smeekt momenteel elke avond om nog een hoofdstuk uit ‘De brief voor de koning’, en breidde zelf haar ridderkennis nog wat uit met het non-fictieboek ‘Ben jij een goede ridder’. Bestond er een tijdmachine, dan kon ze zo naar de riddertijd. Lansen, banieren, paladijnen en maliënkolders. Woorden die blijven hangen, omdat ze meeleeft met Tiuri.

Een lange zomer voor de boeg. Wat lezen we op vakantie? Die vraag komt bij mij altijd voor de kwestie van hoeveel shirts, badpakken, de zonnebrand en gasbranders. Vorig jaar voorzagen we de halve camping van voorleesvoer, nu zorgt de recent aangeschafte e-reader waarschijnlijk voor iets meer ruimte in de kofferbak. Kunnen we ter plekke beslissen welk meegeleefd leven we toevoegen aan onze vakantie ervaring. Nu al zin in. Een fijne zomer gewenst!

Deel dit artikel

Op zoek naar een tekstschrijver met verstand van onderwijs?

Neem vooral contact op

Gerelateerde blogs

Recente blogs