Zaaien met toekomst

De start van een tuinderij

Een kleine twee hectare onvruchtbaar land. Geen boer die zijn vingers eraan durfde te branden, die compacte laag grind met daarop slechts tien tot twintig centimeter bewerkbare, armoedige bodem. Sinds het begin der tijden graasde hier enkel vee, Perrine en Charles Hervé-Gruyer begonnen er in 2006 hun biologische tuinderij, La ferme du Bec Hellouin. Niet gehinderd door een rugzak aan voorkennis, nog nooit een andere biologische tuinderij bezocht. In hun hoofd enkel het idee om de gezinsmoestuin een stuk op te schalen en zo een paar dozijn gezinnen uit de omgeving te voorzien van de best mogelijke groenten en fruit.

Dat was geen sinecure, zo bleek al snel. Er was te veel en te zwaar werk, zeker in combinatie met een jong gezin, de inkomsten vielen tegen. Ze probeerden van alles, meer land bewerken, meer producten aanbieden, toeristen naar de boerderij halen. Het maakte hun bedrijf niet toekomstbestendig, in het eerste jaar werkten ze zich beiden een slag in de rondte, en verdienden met z’n tweeën €12.000. Gelukkig gaven twee goedlopende eerdere carrières hen de mogelijkheid om nog even door te pionieren.

Geen verkleinde versie van een mechanische boerderij, maar een vergrote versie van een tuin. Na kennismaking met het concept van permacultuur kwamen ze uiteindelijk uit bij het idee waarmee ze hun tuinderij begonnen, een opgeschaalde versie van een grote gezinsmoestuin. Met het idee van permacultuur in het achterhoofd, maar niet rigide. Nooit de bodem bewerken, geen compost toevoegen, ze probeerden zelf na te blijven denken over heel stellige uitspraken, veel te lezen, zich te laten inspireren door andere tuinders, en zelf veel te onderzoeken en te experimenteren.

Onderzoek en experiment leidde tot een kleinere tuin dan ze eerst hadden, maar wel een heel goed gecultiveerde. Geïnspireerd door de permacultuur gingen ze aan de slag met teelt op permanente bedden, ze gebruiken een woelvork om in het voorjaar de grond los te maken, maar keren deze niet, om zo de het bodemleven zo min mogelijk te verstoren. Een andere inspiratiebron vinden ze in twee Amerikanen, John Jeavons met zijn microlandbouwmethode en Eliot Coleman, volgens Charles één van de beste tuinders ter wereld. Ook Coleman begon zijn tuinderij op een stuk zuur, zanderig en kiezelrijk land, en vormde dat om tot een zeer productieve tuinderij. Aandacht voor de bodem en zorg voor de planten is hierbij het succesrecept. Veel compost en groenbemesters zorgden dat Coleman naar eigen zeggen nu alleen maar tienen scoort op zijn bodemtesten.

Tot Charles zijn verbazing kwamen ze via Jeavons en Coleman dicht bij huis uit. In de negentiende eeuw bereikten Parijse tuinders op kleine oppervlaktes middels inventieve methodes verbazingwekkend hoge opbrengsten. Ze deden aan ‘contraplanten’, in het Engels ‘intercropping’, het planten van gewassen als het vorige gewas nog niet helemaal geoogst is, bijvoorbeeld de artisjokken samen met de aardappels of sla. Ook maakten ze handig gebruik van de vrijwel onbeperkte hoeveelheid paardenmest, bijvoorbeeld in broeibedden waarin ze al heel vroeg in het jaar plantgoed konden opkweken.

De Parijse methode raakte in de vergetelheid door mechanisatie en urbanisatie, maar er is geen reden om ze niet onder het stof vandaan te halen. Charles en Perrine gebruiken de zes-rijen-zaaier van Coleman om twaalf rijen wortelen te zaaien op een bed van tachtig centimeter breed, één rij op elke 6,5 centimeter. Daartussen twaalf rijen radijsjes, en in het midden een rij jonge slaplantjes. Na vijf tot zes weken oogsten ze de radijsjes, na zeven weken de sla, dan eerst de jonge wortelen om in bosjes te verkopen, waardoor de rest van de wortelen beter door kan groeien. Na de oogst van sla komt op die plek snelgroeiende kool. Zo telen ze dezelfde ruimte waar een tractor niet meer dan twee rijen wortelen zou kunnen telen vierentwintig rijen wortelen en radijzen, plus kool en sla. Klinkt bijna te mooi om waar te zijn. Charles benadrukt dan ook voortdurend in zijn boek dat ze ook na jaren ervaring pas aan het begin staan van hun experimenten, en lang niet altijd alles uitpakt zoals ze zouden willen.

Geld

Veertig slaplantjes op een vierkante meter. Na een deemoedig stemmende winter waarin de werkdruk en financiële problemen Charles en Perrine bijna de kop kostten vonden ze een mentor in de Franse ondernemer François Lemarchand. Deze gefortuneerde ecoloog en eigenaar van een grote winkelketen gaf hen mee dat je onvermijdelijk tegen een muur loopt als je de economische kant van je boerderij negeert, en propte samen met Charles die veertig plantjes op een vierkante meter.

In samenwerking met een andere François zette ze niet veel later een langlopend onderzoek op, naar het minimale grondoppervlak waarop je met een acceptabele werklast een fatsoenlijk inkomen genereert. Preciezer geformuleerd onderzochten ze de economische prestatie die behaald kan worden op een beperkt oppervlak, arbitrair vastgesteld op duizend vierkante meter, en de werklast die daarmee gepaard ging.

Over het algemeen werd (en wordt) algemeen geaccepteerd dat je minimaal een hectare nodig hebt om een fatsoenlijk inkomen te genereren met een tuinderij. Maar wat als je je manier van produceren aanpast? Ondanks dat ze naar eigen zeggen pas aan de start staan van hun avontuur in de intensieve biologische microlandbouw vielen de resultaten van de eerste jaren niet tegen. In 2012 werd met 2100 uur werk €32.000 verdiend, in 2013 €39.000 en in 2014 €50.800. Niet slecht, en na analyse bleek dat lang niet alle bedden even productief waren, dus er is nog volop ruimte voor verbetering.

Naast deze bemoedigende economische resultaten waren er vrolijk stemmende ecologische resultaten. In de tuinen op Le Bec Hellouin was de biodiversiteit opvallend groot, naast allerlei zeldzame kevers, libellen en bijen vliegen alle in Normandië voorkomende zangvogels ook rond op de boerderij.

Inspiratie voor de toekomst

De constante drang tot bijleren en innoveren leidde Perrine naar bokashi, Japans voor ‘gefermenteerde organische stof’. Anaerobe fermentatie vormt groente- en fruitafval om tot organische stof, met rijkelijk aanwezige nuttige bodembacteriën en micro-organismen. Hierdoor zijn aanwezige nutriënten in de aarde beter opneembaar voor planten, en zou het naaktslakkenprobleem op de boerderij hopelijk oplossen, omdat de slakken minder organisch materiaal hadden om zich mee te voeden. Helaas staat niet beschreven of de bokashi inderdaad hielp tegen de slakken.

Ze schrijven er niet over, maar ik vermoed dat de bokashi niet per se gebruikt wordt in hun bostuin. Deze tuin startten Charles en Perrine vrij aan het begin van hun tuindersbestaan, volgens henzelf is het één van hun meest innovatieve systemen. Ze legden een systeem aan met het natuurlijke bos als model. Het bestaat uit drie lagen, bomen, struiken en kruidachtige planten. Notenbomen en nootdragende fruitbomen vormen de bovenste laag, zacht fruit als zwarte bes, kruisbes en braam de tweede laag, en op de bodem groeien meerjarige groenten en vaste kruiden. Inmiddels is Le Bec Hellouin bezaaid met bomen, omdat Charles en Perrine grote voordelen zien in productiviteit en biodiversiteit. Volgens hen zou een bostuin op de meeste boerderijen een plek kunnen krijgen, en zorgt dit voor onderhouds- en milieuvriendelijk oogsten. Ook mensen die niet continu bezig willen zijn met hun tuin, wat ouder zijn of fysieke klachten hebben zouden met een bostuin voor een deel in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

De bostuin is een onderdeel van de vergaande transformatie van de landbouw die Charles en Perrine bepleiten en mee vormgeven. Aangezien de conventionele landbouw twee calorieën aan fossiele energie gebruikt voor de productie van één voedselcalorie, vruchtbare landbouwgronden snel degraderen en de voedselproductie juist zal moeten toenemen moeten we iets anders verzinnen dan dat nu gemeengoed is. Naast een ander dieet, meer noten, zaden en peulvruchten, minder vlees en zuivel, zal dat ook een ander soort landbouw zijn.

Een landbouw gebaseerd op de natuur, met permanente bedden, volop meerjarige gewassen, bostuinen, veel handwerk en vooral heel veel kennis en planning. Eén van de grondleggers van de permacultuur, David Holmgren, beschreef de traditionele landbouw als arbeidsintensief, de industriële landbouw als energie-intensief en de permacultuur-systemen als intensief qua kennis en planning.

Charles en Perrine beschrijven voor ons hun ideale landbouwsysteem door een fictieve boerderij van honderd hectare, nu bijvoorbeeld een graanbedrijf. Pin ons niet vast op de precieze getallen, stellen ze, maar wanneer we dit herindelen zouden we veertig hectare daarvan kunnen gebruiken als voedselbos. Hieruit oogsten we noten en fruit, en er kunnen dieren als varkens, herten, runderen of kippen in semi-vrijheid worden gehouden. Twintig hectare wordt een akkerbouwbedrijf, waar meerjarige granen een grotere rol spelen dan de nu conventionele eenjarige gewassen. Daarnaast produceert dit bedrijf oliën van bijvoorbeeld koolzaad, zonnebloem en vlas. Ook de melkveehouderij krijgt twintig hectare, waarbij er rekening moet worden gehouden met een sterk verminderde vleesconsumptie. Vijvers en poelen worden overal gegraven waar dat mogelijk is, verdeelt over die honderd hectare, en op de vijftien hectare die nog over zijn kunnen vijftien microboerderijen hun plek vinden.

Flessenpost, een brief in de zee met een boodschap voor experts, onderzoeksbureaus, landeigenaren en overheden om meer onderzoek uit te voeren. Een ruwe schets nu nog, dit solidaire landbouwsysteem dat Charles en Perrine beschrijven. Een schets met achtergrond, dat wel, aangezien in vroeger tijden de landbouw veel meer op deze manier werd vormgegeven. Daarmee bepleit Charles geen terugkeer naar vroeger tijden, maar een verbeterde versie van vroeger tijden, het zou immers onlogisch zijn om de toegenomen kennis niet te gebruiken.

Naar solidaire landbouwsystemen komt misschien steeds meer vraag, voorlopig schieten ze nog niet als paddenstoelen uit de grond. Maar zelf kun je wel aan de slag gaan, morgen nog! De beste manier om een microboerderij te beginnen is volgens Charles in je eigen achtertuin (of, als je geen tuin hebt, misschien die van de buren die geen zin hebben in tuinieren?). Charles heeft het over een Canadese vrouw met een tuin van 225 m2 die ongeveer €350 per week verdient met de verkoop van groenten en fruit aan restaurants. Je toekomstige klanten wonen om de hoek, je hebt weinig startinvesteringen nodig, je hoeft niet te verhuizen, iedereen kan zijn tuin omvormen tot microtuinderij! Met in je rugzak heel veel kennis en vaardigheid, zo benadrukt Charles continu. Dat neemt niet weg dat je in elk geval gewoon kan beginnen, met het advies van Parijse tuinders in je achterhoofd, neem een zo klein mogelijk stuk land en bewerk dat zo goed mogelijk.

Vorig artikel
Volgend artikel

Deel dit artikel

Op zoek naar een tekstschrijver met verstand van onderwijs?

Neem vooral contact op

Gerelateerde blogs

Recente blogs